Type bogen

Type bogen


Binnen het boogschieten wordt er met verschillende type bogen geschoten.

Recurve boog


Een moderne recurveboog is demontabel en bestaat uit een middenstuk en twee werparmen of latten. De beide uiteinden van de werparmen worden eventueel met behulp van een boogspanner naar elkaar toegebracht en met elkaar verbonden door de pees, waardoor de werparmen onder spanning komen te staan. Hierdoor komt de pees ook onder spanning en kan de pees de opgeslagen energie, door het uittrekken van de boog onmiddellijk na de los, aan de pijl overdragen. Het middenstuk wordt gemaakt van hout, metaal of composietmateriaal. De werparmen zijn meestal opgebouwd uit laminaten; een aantal op elkaar gelijmde lagen in een combinatie van hout en kunststoffen, zoals glasfiber en carbon. Het hout in deze werparmen, de wooden core, bestaat uit superflex action wood, waarvan de houten strookjes qua nerfrichting om en om verlijmd zijn om torsie in de werparmen te voorkomen. Met name door bovengenoemde kunststoffen krijgt de werparm zijn duurzaam elastisch vermogen (werpkracht). De modernere recurvebogen in de duurdere prijsklasse hebben het hout in de werparmen vervangen door een speciale kunststof (carbon-foam), waardoor de werparm niet alleen lichter (in gewicht) werd maar ook aan werpkracht toe nam.

Compound boog


De compoundboog is een boog die wordt gebruikt bij het boogschieten. De samengestelde (= compound) boog maakt gebruik van een systeem van kabels en katrollen om de latten (werparmen) te buigen. De compoundboog is in 1967 ontwikkeld door de Amerikaan Holless Wilbur Allen.


Het centrale stuk van een compoundboog wordt meestal gemaakt van aluminium of magnesium. De latten van een compoundboog zijn stijver dan van een longbow of recurveboog, waardoor de energie van de boog beter gebruikt kan worden. Door het gebruik van de katrollen aan het eind van de latten wordt een pijl 1,5 tot 2 keer sneller afgeschoten dan met een recurveboog. De trekkracht van de latten varieert van circa 15 tot 80 pond.

Bare bow


Met de 'barebow-' of 'hout-' schiettechniek wordt vaak bedoeld dat de schutter een houten boog heeft (of het nou ruiter, flatbow of longbow is). Het kan ook zijn dat een schutter een recurveboog heeft zonder richthulpmiddelen. Men spreekt dan ook over 'barebow'.

De 'recurve' schiettechniek houdt in dat de schutter een recurveboog heeft met richthulpmiddelen.

Ten slotte is er de compoundboog. Daarop gebruikt men normaal gesproken ook richthulpmiddelen. Er wordt dan niet gesproken over een compoundschiettechniek, maar over het feit dat iemand een compoundboog schiet. Zoals eerder aangegeven is het ook heel goed mogelijk dat iemand barebow schiet op een compoundboog.

Longbow


Een longbow (Engels voor lange boog) is een handboog waarmee de Engelse legers in de Honderdjarige Oorlog veel overwinningen op de Fransen hebben behaald.

De Engelsen leerden dit gevechtswapen kennen in hun strijd tegen de Keltische bewoners van Wales, die dankzij dit wapen de Engelsen vele eeuwen buiten de deur hebben weten te houden. Wat het aantal ridders betreft, konden de Engelse legers zich in de 14e en 15e eeuw volstrekt niet meten met de Fransen, maar ze maakten dat meer dan goed door de inzet van goed getrainde boogschutters. De longbow, die manshoog was en veel kracht vereiste bij het spannen, kon wel 300 meter ver schieten en deed qua penetratievermogen weinig onder voor de kruisboog, maar een geoefend longbowschutter kon er veel meer pijlen per minuut mee afschieten. De pijlen van beide wapens waren in staat om een harnas te doorboren.

De longbow wordt tegenwoordig, naast modernere bogen als de recurve- en compoundboog, nog steeds gebruikt voor boogschieten.

Bron: Wikipedia